Ik? Hoogbegaafd?

Het moet meer dan tien jaar geleden zijn.
We stonden in de gang van het Psychologisch Instituut, mijn toenmalige werkplek. We, dat waren ikzelf en een collega, iemand met tonnen meer ervaring op vlak van psychologisch onderzoek en kijken naar hoe mensen denken dan ik. Ik herinner me niet meer wat de aanleiding voor het gesprek was of waar we het exact over hadden. Wat ik me wél nog haarscherp herinner, is wat hij deed toen de term hoogbegaafdheid viel.

Hij maakte een hoofdbeweging in mijn richting, als een zeehond die me met zijn neus een bal wou toewerpen. De hoofdbeweging ging gepaard met opgetrokken wenkbrauwen, om de vanzelfsprekendheid van wat hij ermee wou zeggen nog meer te benadrukken.

Ik haastte me om de insinuatie te weerleggen. “Ik? Hoogbegaafd? Maar nee, waar haal je dat?”
Hij haalde de schouders op en glimlachte.

Ik bleef een beetje verward achter. Hoogbegaafd? Dat waren toch wonderkinderen die op hun tiende al iets uitvonden? Jongens, met heel specifieke interesses. In raketten ofzo. Die op school probleemgedrag vertoonden. Een beetje asociaal wellicht ook? Hoogbegaafde volwassenen… Euh, Einstein? Stephen Hawking? Sowieso exacte wetenschappers. Of computerprogrammeurs. Toch geen psychologen zeker? Ik duwde het idee even snel weg als het geopperd was geweest.

Op dat moment greep ik niet de kans om me te verdiepen in het onderwerp. De stereotypes in mijn hoofd waren te sterk en ik zag er niet meteen de relevantie van in. Het feit dat ik me dit zoveel jaren later nog herinner – dat dit moment eruit springt ten opzichte van de vele andere gesprekken die we op exact dezelfde plek voerden -, bevestigt echter de impact die het had.

In de jaren die volgden, kwam het thema hoogbegaafdheid sporadisch op mijn pad. Telkens wekte het even mijn interesse, om dan weer naar de achtergrond te verdwijnen. Tot ik er niet meer naast kon kijken. Tot het in mijn gezicht stond te schreeuwen en zich langs alle kanten liet zien. En me zo ook dwong om mezelf te zien. Echt te zien.

Wat had ik me vergist. Hoe was het mogelijk dat ik – als psycholoog nota bene – zo’n stereotiep (en verkeerd) beeld had gehad van 2,5% van de bevolking?
Gelukkig weet ik intussen dat hoogbegaafde kinderen niet enkel jongetjes zijn. En hoogbegaafde volwassenen niet enkel exacte wetenschappers. Het feit dat je hoofd aan een andere snelheid en (soms) op een andere golflengte opereert dan dat van de meeste anderen, maakt je helemaal niet asociaal of wereldvreemd. Ook snelle hoofden hebben nood aan verbinding met anderen. Het is wél belangrijk dat je jezelf leert kennen en inzicht krijgt in wat je nodig hebt. Als je voelt dat je hierin ondersteuning kan gebruiken, neem dan zeker een kijkje in het aanbod van octoplus.

Wat is jouw beeld van hoogbegaafdheid? Is het gebaseerd op wat je leest in de media, op eigen ervaringen, op mensen uit je omgeving? Realistisch of stereotiep? Misschien heb je het op een bepaald moment bijgesteld?

Reageer gerust onder deze post!
(Als je liever niet met je naam op het internet komt, vul dan gerust ‘xx’ of iets symbolisch in bij ‘naam’. Je e-mailadres wordt sowieso niet getoond.)

Geef een reactie

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Scroll naar boven